In de afgelopen twintig jaar is literaire non-fictie steeds populairder geworden bij het Nederlandse lezerspubliek. Dankzij stijgende verkoopscijfers en de toekenning van literaire prijzen heeft het genre een sterke positie verworven in de Nederlandse literatuur. Deze bijdrage analyseert het beeld van de Midden- en Oost-Europese landen in Nederlandse literaire non-fictie in de periode 2000-2010. Auteurs die aan bod komen zijn o.a. Geert Mak, Jelle Brandt Corstius, Olaf Koens en Jan Brokken. Er wordt geconcludeerd dat hedendaagse literaire non-fictie een euro-oriëntalistisch discours bevat aangezien aan Midden- en Oost-Europa kenmerken zoals onderontwikkeling, hedonisme en authenticiteit worden toegekend. De regio wordt vaker voorgesteld als een locus terribilis, te zien in het allesomvattende beeld van onderontwikkeling, dan als een locus amoenus of geïdealiseerd toevluchtsoord. Het beeld van Midden- en Oost-Europese landen lijkt eveneens op een balkanistisch discours, te zien in de toekenning van geweld en wreedheid. Zoals in een oriëntalistisch discours worden plaatselijke vrouwen als exotisch en verleidelijk voorgesteld. Ten slotte vormt er zich een tegenstelling tussen het centrum (bepaalde Midden-Europese landen en de Baltische staten) en de periferie (landen in Zuidoost-Europa en op de Kaukasus).