In zijn befaamde Geschiedenis van de Russische literatuur brengt Karel van het Reve het werk van de dichter Gavriil Derzjavin in verband met zowel Vondel als Gorter. Verderop, bij de behandeling van Lev Tolstoj, gaat het bijvoorbeeld over Max Havelaar. Vanuit de bewust naïeve veronderstelling dat dergelijke uitspraken iets zeggen over de ‘transnationale’ relatie tussen de betrokken literaturen, hier de Nederlandse en de Russische, sla ik in deze bijdrage aan het tellen en oplijsten, waarna vanzelfsprekend een bevraging en een poging tot verklaring van de resultaten volgt. Welke Nederlandstalige schrijvers worden hoeveel keer en waar genoemd in Russische literatuurgeschie-denissen, uit ‘communistische’ en latere tijden, en met welk doel? Soms vallen hun namen naar aanleiding van ontmoetingen (bv. die tussen Zjoekovski en Van Lennep), vaker dienen zij om het werk van een onbekendere Rus wat aanschouwelijker te maken (bv. dat van Pisemski via Elsschot).
Dragen dergelijke, niet zelden gratuite vergelijkingen echter (nu en dan) ook werkelijk bij tot het blootleggen en/of creëren van constellaties (over diverse nationale literaturen heen), zoals die thans onderzocht worden in de florerende world literature studies? Bij dit alles dienen uiteraard ook de al dan niet geëxpliciteerde literair-historische ‘doelstellingen’ (of poëtica’s, zo men wil) van de maker(s) in aanmerking genomen.
Om tot een verfijnder en tevens wat ‘globaler’ beeld te komen bekijk ik ook welke Russische schrijvers de revue passeren in het onlangs in het Russisch verschenen Van Van den Vos Reynaerde tot Godenslaap: geschiedenis van de Nederlandse literatuur (red. Verheul, Couttenier & Michajlova; 2013), waar men leest dat het oeuvre van Elsschot, “de Vlaamse Tsjechov”, minder omvangrijk is dan Dostojevski’s De gebroeders Karamazov. Complicerend – en dus interessant – blijkt alvast dat deze literatuurgeschiedenis zowel door Russen als door Nederlanders en Vlamingen is samengesteld.